J.c. bloem afscheid


Lang niet alle moderne poëzie is moeilijk of experimenteel. Er zijn ook dichters die middenin het rumoer rustig bleven doordichten in rijmende, begrijpelijke verzen. Juist zij worden vaak door het grote publiek gewaardeerd. J.C. Bloem was zo’n dichter.

Bloem () is de auteur van bekende versregels die veel mensen ook nu nog uit hun hoofd kennen, zoals: ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen / en niet slapend denk ik aan de dood’. Of: ‘Wat is natuur nog in dit land?’ Zijn gedichten zijn makkelijk te onthouden, omdat het rijm en ritme erg regelmatig zijn, maar ook omdat ze voor veel mensen herkenbare gevoelens beschrijven. Het gaat in de poëzie van Bloem vaak om onvervuld verlangen. Dat blijkt alleen al uit de titels van zijn bundels, zoals Het verlangen () of De nederlaag ().

 

Dromen

Het ‘lyrisch ik’, de persoon die aan het woord is, beschrijft dromen uit zijn jeugd die niet zijn uitgekomen: ‘Altijd dit lege hart, altijd,’ klinkt het ontgoocheld. Lang niet altijd is daar berusting voor in de plaats gekomen; er is veel eenzaamheid en ‘zoekend zwerven’. Vaak stuiten we op een spanning tussen het zoeken naar rust enerzijds, en de weerzin tegen de bedaardheid anderzijds. Dat is ook te zien in het volgende gedicht uit de bundel Sintels ():

Aanvaarding

Toen ik jon

Schrijversplekken: J.C. Bloem

Schrijversplekken in Utrecht, rubriek van Willem Geijssen, nr. 6:

Jakobus (Jacques) Cornelis Bloem () heeft gedurende zijn studietijd in Utrecht gewoond maar zijn band met Utrecht blijkt vooral uit twee bijzondere gedichten. Het eerste, het gedicht De Sluis verschijnt in in het studentenblad Media vita.

De Sluis

De stilte en koelte waren weergekeerd,

Het nachtelijk feest lag als een glas versmeten.

- Ik heb dit late donker nooit vergeten,

Want deze dingen blijven ongedeerd.

Een ongeweten, innerlijk geweld

Had naar een zwart kanaal mij heengedreven.

- Het  was het uur, dat de wiekslag van 't leven

Weer trilt in die de slaap had neergeveld.

Daar hoorde ik het vervoerende geruis:

Wateren, die van vóór de tijden bronden,

Bezweringen van lang-gestorven monden:

Het zachte stromen door de nauwe sluis.

Ik stond, alleen gebleven, ongekend,

In doodlijke verrukking, opgetogen,

Naar onweerstaanbre diepten neergezogen,

Gebannen in het ademloos moment.

Toen werden 't water grijzer en de straat,

En ging hun nachtelijk geheim verloren,

En boven donkre huizen werd geboren

Een kille en groezelige dageraad.

Bloem heeft gedurende zijn l

De andere Bloem

We kunnen ons verschillende Bloems maken. Er is in de eerste plaats de suffe, bolle, altijd al bol geweeste, gemoedelijke, vriendelijke, venijnige, zachte geluidjes makende, in de loop van de dag meestal wat onvast wordende, antisemitische, alle planten herderstasje noemende, luie-met-of-zonder-existentiële-zingevingslegitimatie-van-die-luiheid, slappe, geestige, afwezige, hartelijke, om geld bedelende, op school en universiteit min of meer floppende, zijn afspraken niet nakomende, met miserabele ideologieën flirtende, met pseudo-stoïsche gelatenheid voortdurend rond de mislukking van zijn leven en van het leven als zodanig rondjes draaiende Bloem met wie het altijd misging en altijd weer zou misgaan.

Dat is niet de hele Bloem zoals die oprijst uit de mooie biografie van Bart Slijper, maar wel een hoogst dominant complex daarin. Eigenlijk een stripfiguur, die een klein oeuvre aan poëzie schreef dat door een stuk of wat gedichten daaruit – en in de meeste gevallen door een handvol regels daar weer uit – in het collectieve bewustzijn van literatuur lezend Nederland is terechtgekomen en zich daar heeft vastgezet met vermoedelijk meer kracht en hardnekkigheid dan wie ook van zijn tijdgenoten.

Er is – als we de dichter er even buiten houden, want die was maar

Biography J.C. Bloem

Bart Slijper () has spent the past few years writing a biography of Bloem under the title Van alle dingen los. Het leven van J.C. Bloem, which was published in May by Uitgeverij De Arbeiderpers. During the final two years of the project, he worked under the auspices of the Biography Institute, with the guidance of Prof. Dr. G.J. Dorleijn and Prof. Dr. J.W. Renders.

The poet J.C. Bloem () is regarded as one of the most important poets of the twentieth century. In spite of a relatively limited body of work, the disillusionment that characterises his simple yet subtle poetry clearly speaks to many, because his Collected poems are regularly reprinted.

As concentrated and concise as his poems were, so chaotic was his life, which is anything but a disadvantage to a biography. A great part of his life was dominated by insurmountable financial problems and the excessive use of alcohol. Above all, he could never quite get used to the idea that he, just like anybody else, had to generate an income through regular employment, be it as a clerk or a newspaper editor. Due to the insolubility of his problems, this uprooted creature of the nineteenth century escaped into his library, more alcohol and blissful memories of a romanticised past.

Email: r@

Aan de zijlijn van de samenleving
Een eigenzinnige biografie van J.C. Bloem
Koen Hilberdink

J.C. Bloem behoorde met Gerrit Achterberg en Hendrik Marsman tot de best verkochte dichters van de twintigste eeuw. Dat maakte hem tijdens zijn leven al tot een nationale bekendheid. Maar wie was Bloem precies? Bart Slijper, Bloem-kenner bij uitstek, vond in zijn eigenzinnige biografie een antwoord in Bloems werk.

De dichtersroem van J.C. Bloem () is nog steeds niet verbleekt. De kleine en zorgvuldig samengestelde bloemlezing Doorschenen wolkenranden bereikte maar liefst lezers, en van de Verzamelde gedichten verschenen de afgelopen vijftig jaar nog vijftien herdrukken die goed waren voor verkochte exemplaren. Versregels als ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ en ‘Altijd dit lege hart, altijd’ worden nog regelmatig geciteerd. Bloem was met zijn toegankelijke poëzie niet alleen een commercieel succesvolle dichter en een leverancier van oneliners voor het grote publiek over berusting, eenzaamheid en verlangen; hij oogstte na de Tweede Wereldoorlog eveneens waardering bij het literair establishment. In werd hem de Constantijn Huygenprijs toegekend, in gevolgd door de P.C. Hooftprijs. Decennia later eerden neerlandici hem met een tweedeli