Gedicht biografie

Eigenzinnig en rechtlijnig. Het leven en werk van de dichter Ellen Warmond

Geef niet mee! is de titel van de biografie en typeert het leven van Ellen Warmond (). Biograaf Trudy van Wijk koos deze beginwoorden uit het gedicht ‘Advies’. Bij de publicatie van dit gedicht in was Warmond al een gelauwerde auteur en een grote naam in de Nederlandse poëzie. Ze verkeerde in de hoogste literaire kringen van die tijd en ontving diverse literaire prijzen voor haar poëzie. Gedichten als  ‘Maandag’ en ‘Changement de décor’ werden opgenomen in schoolboeken en bloemlezingen, waardoor scholieren van verschillende generaties kennismaakten met haar poëzie. Ook in deze tijd zijn haar gedichten nog steeds een inspiratie voor dichters als Ester Naomi Perquin.

Rotterdamse jeugd in oorlogstijd

Ellen Warmond, pseudoniem van Nelly van Yperen, groeide op in Rotterdam als jongste in een gezin met vier kinderen. Haar vader was een sociale klimmer, die op kantoor werkte en ook in zijn vrije tijd een pak droeg, zodat het voor de buurt duidelijk was dat hij niet tot de arbeidersklasse behoorde. Toch was er armoede. Van Wijk beschrijft in haar biografie hoe het gezin in de Rotterdamse binnenstad de eindjes aan elkaar moest knopen om rond te komen in de crisisjaren. Ze neemt de vrijheid om in de biogra

biografie: Toon Tellegen

Toon Tellegen over zichzelf: Ik ben geboren op 18 november in Brielle. Mijn vader was daar huisarts. Met mijn twee oudere broers - vier en zes jaar ouder dan ik - en mijn zusje - ruim zes jaar jonger dan ik - woonde ik in een groot oud huis aan een haven. In mijn herinnering was het zonnig en heel stil in Den Briel (Zo heet Brielle ook wel). Ik zie mijzelf nog naar school lopen, op een middag, in de zon - en nergens was er iemand anders of hoorde ik een geluid. De deuren van de huizen stonden altijd open. Als je iemand opzocht stapte je naar binnen en riep je 'Volk!' Ook onze deur stond altijd open. Als mensen wilden dat mijn vader een visite maakte schreven ze hun naam met een griffel op een lei die in de gang hing. De melkboer en de groenteboer kwam elke dag met paard en wagen langs de deur. De bakker kwam met een bakkerskar, de slager op een fiets met een mand voorop. In mijn herinnering floot of zong iedereen die fietste. Mijn vader fietste ook, met een doktersplaatje midden op zijn stuur. Volgens mij floot of zong hij niet. Als hij thuiskwam riep hij altijd: 'Is er nog iets geweest?' In Den Briel ging ik eerst naar de Bewaarschool en daarna naar de Lagere School. De eerste twee jaar op die school had ik een juffrouw waarover ik een boek heb geschr

Recensie: Arjen Fortuin – men moet. Biografie van Gerrit Kouwenaar

Vandaag ontzettend onsterfelijk

Goede biografieën zijn mooie dingen. Ze informeren de belangstellende lezer niet alleen over allerlei wetenswaardigheden uit het leven van de beschreven veldheer, politicus, wetenschapper of kunstenaar, maar geven bovendien een aardig, en soms nieuw, inzicht in de tijd waarin het onderwerp van het boek zich op aarde bevond. Bovendien kunnen vaak grote (mis)stappen van de hoofdfiguur teruggevoerd worden op ogenschijnlijk kleine gebeurtenissen in zijn of haar persoonlijke leven. Dit laatste geldt vooral voor veldheren, politici en wetenschappers. Zij nemen objectief te duiden beslissingen, of doen ontdekkingen die in een verhelderend licht komen te staan bij de nodige achtergrondinformatie.

Bij kunstenaars en schrijvers ligt dat lastiger. Hun werk is doorgaans niet eenduidig. Stelde Harry Mulisch niet ooit dat een literaire tekst waar niet méér in zit dan wat de schrijver erin gestopt heeft, misschien niet zo veel voorstelt? Daarom geldt bij de interpretatie van literair werk vaak het adagium ‘kennis is ballast’.

Ter illustratie hiervan besprak ik met mijn masterstudenten de cyclus weg / verdwenen van Gerrit Kouwenaar. Met goede, in de tekst gegronde argumenten liepen h

Biografie

  • Ik werk het liefste samen met de postbode.

  • Schrijven doe ik het liefste op Mijn Wilde Schrijfplek. Gezeten tegen een eik met de zee in de verte voor mij en de duinen achter mij.

  • Ooit wil ik een boek schrijven getiteld ‘Eilandverhalen’. Het zal gaan over ontmoetingen die ik heb gedurende mijn winterslaap en zomersiësta. De twee maanden per jaar waarin ik geen telefoon en computer gebruik.

  • Bij de presentatie van mijn tweede bundel ‘De (in)vloed van de zee’ kreeg ik een gebeeldhouwde golf kado terwijl de kaft met golfjes nog niet onthuld was.

  • Zelfs op hoge leeftijd kan nog een nieuwe vriendschap ontstaan. Zo blijkt wel uit mijn contact met de jarige (en inmiddels overleden) dichteres Inez Meter. Onze eerste ontmoeting kwam voort uit een brief.

  • Een wens kan zo maar uitkomen! Op dezelfde dag dat ik op het strand zei: ‘Ik wens dat er om mijn gedichten wordt gevraagd’, verkocht ik mijn eerste bundel aan een onbekende. Via mijn lievelingskledingzaak in Rotterdam.

  • Mijn eiland is Goeree. Het lievelingseiland van mijn man is Terschelling. Tijdens een wandeling naar de punt van dit laatste eiland vroeg ik aan de zee, de duinen en de lucht om een naam voor mijn activiteiten als dichteres. ‘Poeticara’ kreeg ik als antwoord. Thuisgekomen bleek he

    drijven op de ochtendwind’, ‘het changeante lied van bijen’ komt in de plaats van ‘un bruit moiré d'abeille’. Ik treur om het verlies van iconiciteit, zoals in de ietwat hortende vertaling: ‘laat je gedicht iets zijn dat als bevlogen/Een ziel ontzweeft die, voel je, is gevlogen/naar’, voor de vloeiend aaneengeregen woorden van de door Verlaine in een adem geuite verlangens: ‘Que ton vers soit la chose envolée/Qu'on sent qui fuit d'une âme en allée’

    Sommige verzen, zoals Verstegen naar aanleiding van ‘Les sanglots longs’ verzucht, weerstaan elke poging van vertaling.

    Een al te vrije interpretatie leidt tot enkele storende vertekeningen. De meest opvallende accentverschuivingen vind ik in de vertaalde gedichten uit La bonne chanson, waarin de seksualiteit er veel dikker bovenop komt te liggen dan in de suggestieve maar ingetogen evocaties van Verlaine, die met deze bundel zijn toekomstige echtgenote, de op seksueel gebied volstrekt onwetende Mathilde, wilde charmeren en met al te onbewimpelde taal op de kast zou jagen. Als hij verlangend uitkijkt naar de huwelijksdag, ziet hij het zo voor zich: ‘L'air sera doux/Qui se jouera dans vos voiles’, waarvan de bekoorlijkheid