Westfries biografisch woordenboek


Hoorn mensenwerk
"Who is who?" in de geschiedenis van Hoorn

Frans J.P.M. Kwaad


Bezoek ook: Hoorns Biografisch Woordenboek(nieuw)


Groei, bloei, verval en herstel van Hoorn

De oudste bewoningssporen van Hoorn zijn tot dusverre aangetroffen op vier meter diepte onder het plaveisel van de Rode Steen. Ze dateren uit het begin van de 13e eeuw. Vanaf die tijd is Hoorn geleidelijk uitgegroeid tot een inwonertal van 15 à in de zeventiende eeuw. In bereikte Hoorn met de laatste havenuitbreiding zijn grootste omvang. Kort daarna begon een lange periode van economische achteruitgang en verval. In werd voorgesteld om de Oosterhaven te verkleinen wegens de afgenomen behoefte aan havenruimte. Al omstreeks werd het verval van handel en scheepvaart door de tijdgenoten als definitief beschouwd. In de 18e eeuw was de VOC nog de enige kurk waarop Hoorn dreef. Volgens Lesger () moeten omstreeks het midden van de 18e eeuw de havens van Hoorn een desolate indruk hebben gemaakt. Na woonde er geen enkele grote koopman meer in de stad vlg. Bonke en Bossaers. In was het inwonertal volgens de eerste officiële volkstelling afgenomen tot Deze demografische ontwikkeling heeft met zich meegebracht, dat er in de 17e eeuw relatief veel, in de 18e eeuw minder en in de 19e eeuw nog mind

[Gouda, Henricus de]

GOUDA (Henricus de), geb. in , regulier kanunnik in het windesheimsch klooster Thabor bij Sneek. Hij schreef eene kroniek van Holland, Zeeland en Westfriesland, in het Latijn, van de oudste tijden tot toe, waarvoor hij naar zijne eigen verklaring de stof had verzameld eerst in in het klooster Engelendaal te Leiderdorp, uit de aanteekeningen van den supprior Wilhelmus Trajecti, ‘qui sua dicebat se recepisse ex archivis et secretario civitatis Trajectensis’, en uit die van Albertus Horen, ‘qui sua excepit ex libro camere Hollandie ex curia videlicet Leidensi’, vervolgens in bij zijn verblijf in het klooster Groenendaal bij Brussel uit een handschrift, ‘scriptus a quodam magistro civium Bruxellensium, in cujus extremo folio scriptum erat se illa excerpsisse ex libro scripto in castro Egmundensi’. In hoofdzaak heeft hij echter geput uit de Divisiekroniek, waarvan hem in een gedrukt exemplaar in handen kwam. De waarde zijner kroniek ligt in de berichten, welke niet aan de Divisiekroniek zijn ontleend. Al bevat zij geen schat van historische bijzonderheden, ‘toch zou het’, naar het oordeel van Fruin, ‘wel de moeite loonen, als iemand de kroniek zorgvuldig doorwerkte en alwat daarin oorspronkelijks staat,

Werkgroep Hoorns Biografisch Woordenboek


Journaal van Schipper Bontekoe

Een schenking in van documentatie over bekende Horinezen vormde de aanleiding een werkgroep op te richten die tot doel heeft om o.a. met behulp van deze en aanvullende documentatie een Hoorns biografisch woordenboek samen te stellen.

Naast deze documentatie en de in de artikelen genoemde bronnen maakt de werkgroep ook gebruik van de documentatie die oud-archivaris Leo Hoogeveen de afgelopen 35 jaar heeft verzameld. Die documentatie bevindt zich momenteel bij het bureau Erfgoed van de gemeente Hoorn.
Tevens onderhoudt de werkgroep contact met de commissie geschiedschrijving van het Westfries Genootschap.

In de werkgroep zitten:
- Trudi Schrickx-Guinée
- Peter Tack

Zie: Hoorns Biografisch Woordenboek

 

[Hillesz., Agge]

HILLESZ. (Agge), ook wel genoemd Aggus Sloot. Hij werd geboren in Westfriesland of in Sloten in Friesland, data van geb. en overl. onbekend.

Hij wordt in vermeld als priester Aggaeus, voortvluchtig uit Sloten. 18 Febr. door Alva als pastoor van Hempens verbannen, omdat hij vijf kinderen had, waarop hij naar Emden vluchtte. In Emden werd hij schipper, in Mei beschuldigd van doodslag, en in Sept. wegens heulen met de Watergeuzen op de burcht te Emden gevangen gezet. Hij behoorde in , wonende in de Jodenstraat, tot de buitengewone bedeelden der diaconie van de Holl. Geref. gemeente te Emden. In Mrt. komen weer klachten over hem in, hij zou hebben deel genomen aan de rooverijen in Friesland onder Gauma, zich bedrinken en in slecht gezelschap verkeeren. 10 Mrt. verontschuldigt hij zijn wegblijven uit de kerk met zijn tegenwoordig beroep als schipper, het slechte gezelschap en de weinige kennis, die hij bezat. In Juni was hij met zijn vrouw en kinderen voortvluchtig. Het in zijn huis gevonden roofgoed werd naar de burcht gebracht

en de kerkeraad vroeg bij zijn buren en den drost om inlichtingen; 7 Juli werd hij uit Emden verbannen. Op verzoek zijner vrouw werd het vonnis een maand verschoven, 11 Aug. moest hij Emden verlaten.

Zie over hem: Franz, Ost

Biografisch Woordenboek van Nederland:

© BWN, een project van het Huygens ING. Bronvermelding: A.J.C.M. Gabriëls, Bentinck van Rhoon, Willem Gustaaf Frederik, in: Biografisch Woordenboek van Nederland URL: [08/11/]


BENTINCK VAN RHOON, Willem Gustaaf Frederikgraaf, heer van Varel en Kniphausen (), heer van Rhoon en Pendrecht () ('s-Gravenhage – Varel (Duitse Rijk) ), bestuurder. Zoon van Christiaan Frederik Anton graaf Bentinck, heer van Varel en Kniphausen, en Maria Catharina barones van Tuyll van Serooskerken. Gehuwd op met Otteline Frédérique Louise van Lynden barones van Reede, vrouwe van Nederhemert en de Voorst (). Uit dit huwelijk werden 1 jong overleden zoon en 2 dochters geboren. Hij ging op ‘in Gewissensehe’ een verbintenis aan (kerkelijke inzegening op ) met Sara Margarete Gerdes (). Uit deze verbintenis werden 3 zoons geboren.

Willem Gustaaf Frederik Bentinck was de oudste van de vier zoons van een Hollandse edelman, die – nog vóór zijn ambtelijke carrière goed en wel op gang was gekomen – in april op jarige leeftijd overleed. Zijn grootvader, Willem graaf Bentinck van Rhoon, vertrouwde hem en zijn één jaar jongere broer Jean Charles toe aan een Zwitserse gouverneur. Onder diens leiding studeerden beiden eerst vanaf 1 oktober aan de universiteit