Nescio biografie recensie

Misschien zijn jij en ik niet de enigen.
Misschien is iederéén raar.

Nicolien, de vrouw van Voskuil, was raar. Als Maarten zijn jonge echtgenote vertelt dat hij een baan bij Het Bureau (het Meertensinstituut) krijgt, barst ze in tranen uit.

Waarom huil je?’ vroeg hij ontstemd.
‘Ik huil niet,’ zei ze gesmoord. De tranen liepen over haar wangen.
‘Je huilt wel.’

‘Ik had zo gehoopt dat je het niet zou doen. Ik vond het zo fijn samen.’
Dat ontroerde hem. hij hurkte bij haar stoel en pakte haar hand. ‘Maar iedereen heeft toch een baan? Hij schudde haar hand, die slap in de zijne hing. ‘Knol! Iedereen heeft toch een baan?’
‘Behalve wij,’ zei ze snotterend. ‘Geef je zakdoek eens.’

Je knippert een paar keer met je ogen als je dat leest: hoe kinderlijk kan ze zijn?

Hetzelfde geldt voor Nescio – oftewel Frits Grönloh ()

Maar laten we hem Nescio blijven noemen, dat bekt beter.

Nescio is heden ten dage vooral bekend vanwege de beginzin van Titaantjes:

Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf.

Mannen moeten altijd een beetje grinniken als ze die zin citeren. Mannen kennen het verschil tussen aardige en niet aardige jongens van binnenuit.

De beginzin van De Uitvreter is trouwens net zo mooi:

Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Eur

Nescio zat zijn eigen succes in de weg, blijkt uit een biografie over de schrijver

Jan Hendrik Frederik Grönloh (), beter bekend onder zijn pseudoniem Nescio, heeft zinnen op zijn naam staan die voor de liefhebbers altijd weer een feest der herkenning zijn, zinnen als deze: “Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs, behalve Bavink, die mal geworden is”. Zo begint Titaantjes, dat prachtige en tijdloze verhaal over een stel hemelbestormende bohemiens die desperaat proberen te ontkomen aan de fuik van de burgerlijkheid. Ook de aanhef van Dichtertje mag er zijn: “Tweemaal schudde de God van Nederland zijn eerbiedwaardige hoofd en tweemaal schoven z’n eerbiedwaardige grauwe bakkebaarden heen en weer over z’n vest”. En dan is er nog de spreekwoordelijk geworden opening van dat derde klassieke verhaal: “Behalve den man die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter”.

Merkwaardig genoeg omvat het trio De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje meteen het grootste deel van het werk dat Nescio zelf publiek maakte. Nadat hij de drie verhalen in had gebundeld, duurde het tot voordat er met Mene tekel weer een boekje van zijn hand verscheen, gevuld met wat ov

Nescio. Leven en werk van J.H.F. Gronlöh

Wie was Nescio en waarom bleef zijn oeuvre zo beperkt?

[Recensie] Ik hecht veel waarde aan de werken van Nescio. Samen met het werk van Willem Elsschot behoren deze verhalen tot het mooiste wat de Nederlandstalige literatuur ons te bieden heeft. Hij is vooral bekend voor drie verhalen: Natuurdagboek() niet vergeten. Deze werden ook door Frerichs bezorgd. Het zijn dagboeken, uit de periode tussen begin en eind , waar de auteur nauwgezet verslag doet van zijn uitstapjes in de Hollandse natuur. Frerichs is biograaf, neerlandica en tekstediteur. Zij publiceerde heel wat artikelen over Nescio en is zakelijk vertegenwoordiger van de erven van Nescio.

Maar wie was deze Nescio? Wat wou hij zeggen met zijn verhalen? En waarom bleef zijn oeuvre zo beperkt? Het is duidelijk dat zijn teksten een zekere onderbouw hadden. Of zoals Menno ter Braak het ooit stelde:

“Inzet van Nescio’s werk is niet de uitwendige schil van mensen en dingen, maar hun verborgen ziel; men vindt bij hem niet de oppervlakkige waarneming van de naturalistische auteur, die meent uit een mozaïek van observaties een geheel te kunnen samenstellen; Nescio laat zich zelfs niet imponeren door de schilderseffecten, waarop hij zich overigens uitnemend verstaat.”
(Citaat Menno Te

‘Onvoltooid om steeds hooger te rijzen’. Over Nescio – Leven en werk van J.H.F. Grönloh

Nescio was heel lang misschien wel de meest bekende onbekende schrijver in de Nederlandse literatuur. Zijn naam gaf het al aan: ‘Ik weet het niet’, verwijzend naar Nomen nescio, Latijn voor ‘de onbekende’. Het was pas na dat zijn faam in een stijgende lijn kwam. De schrijver was toen al ruim de zestig gepasseerd. Maar in de jaren zeventig van de vorige eeuw kon niemand meer om hem heen; Nescio was zonder overdrijving uitgegroeid tot een cultschrijver. Toch was er nog altijd maar weinig over hem bekend. J.H.F. (Frits) Grönloh () had zich zo lang schuil gehouden dat het publiek nauwelijks iets over zijn biografische achtergronden wist. Nescio/Grönloh kon nog het best getypeerd worden als een oester, ondanks dat hij in de loop der jaren iets toeschietelijker was geworden en zich minder afsloot van het literaire leven. Veel bekender waren echter zowel de eerste als de laatste zin van het verhaal waarmee hij het meest werd geassocieerd: ‘De uitvreter.’

En nu ligt er dan de lijvige biografie van Lieneke Frerichs, die zich al decennia lang heeft beziggehouden met Nescio. Dat had wellicht eerder gekund, maar heel lang was het werk tegengehouden door zijn familie. Ofschoon zijn vier dochters hun

Nescio komt volbloedig tot leven in de rijke en ontroerende biografie van Lieneke Frerichs

Op 3 december maakt Frits Grönloh – de schrijver Nescio – met de bus een tochtje van Amsterdam naar Hilversum en weer terug. Hij beschrijft in zijn dagboek een nevelige winteratmosfeer met een laagstaande zon, weerspiegelingen in stil water, wilgen in een wei, en heeft het ontroerd over een ‘niet bestaande en onbestaanbare wereld’. Heel even is er chagrijn als hij beseft dat overal ‘nare menschen’ wonen, maar de rozige stemming houdt stand. Hij ziet het kerkje van Vreeland, een wipbruggetje bij Abcoude. ‘Dezen ochtend’, schrijft hij, ‘was ik te klein om alles te bevatten.’

Het landschap rond Amsterdam speelde een grote rol in het leven van Grönloh. Hij wandelde er veel of trok er met bus en trein op uit. De aantekeningen die hij van zijn naoorlogse tochten maakte zijn in gebundeld en als onderdeel van het verzameld werk uitgegeven onder de titel Natuurdagboek, bezorgd door Lieneke Frerichs, die nu opnieuw komt met een gulle gift: Nescio’s biografie.

Frerichs typeert het Natuurdagboek als een vorm van autobiografie: een journal intime. Het landschap was voor Grönloh een toevluchtsoord voor het benauwende leven in de stad, zijn medemens, het werk en alles wat hem herinnerde aan ee